Jan 18 2024
/
Voordracht door prof. Greet Schoeters - Verslag
Prof.Greet Schoeters, biologe, van 1993 tot 2021 verantwoordelijk voor de onderzoekprogramma’s Toxicologie en Milieu & Gezondheid bij de Vlaamse Instelling voor Technologie (VITO) en deeltijds hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen.
PFAS, ook voor de meesten onder ons, toch ietwat wetenschappelijk geschoold, tot voor kort onbekend, is, tengevolge van de Oosterweelwerken, en dan vooral voor de mensen in de buurt van de 3M-vestiging in Zwijndrecht, een grote bezorgdheid.
PFAS (Per- en polyfluoralkylstoffen) is de verzamelnaam voor duizenden chemicaliën die sinds de jaren 40 worden verwerkt in veel produkten waar we dagelijks mee in kontakt komen (o.a. cosmetica, tefal, kleding, blusschuim) omdat ze waterafstotend, vuilafstotend, onverwoestbaar, hittebestendig en zelfs brandwerend zijn.
De opname van PFAS door de mens gebeurt door inhalatie (100%), via het maagdarmkanaal (100%) en via de huid (50%). De verspreiding van PFAS in het milieu gebeurt vooral via de industriële produktie, industriële toepassingen en afvalverwerking (stortplaatsen,waterzuiverings- en afvalverbrandingsinstallaties) van PFAS-houdende materialen.
Van een aantal PFAS-producten oa. PFOS (perfluoroctaansulfonaten) en PFOA (perfluoroctaanzuur) is bekend dat ze:
° Niet of nauwelijks afbreken in het milieu (ze zijn persistent)
° Schadelijke effecten kunnen geven bij mensen en milieu (ze zijn toxisch)
° Zich gemakkelijk en snel verspreiden in het milieu (ze zijn mobiel)
° Zich ophopen in het menselijk lichaam, in dieren en planten(bioaccumulerend)
Gevolg daarvan zijn schadelijke effecten op het immuunsysteem (verminderde efficiëntie vaccinaties) , op de voortplanting (verminderde spermakwaliteit) en op de ontwikkeling van het ongeboren kind (lager geboortegewicht). Het is kankerverwekkend (nier en testes) en uiteraard ook schadelijk voor de natuur.
Als gevolg van de verhoogde publieke aandacht voor milieu en gezondheid in Vlaanderen op het einde van de jaren 90, o.a. door de dioxinecrisis en enkele lokale vervuilingsdossiers, zoals de gezondheidsproblemen rond de ISVAG-verbrandingsoven in Wilrijk, werd het milieugezondheidsbeleid in Vlaanderen grondig aangescherpt. De oprichting van het Steunpunt Milieu en Gezondheid en het Vlaams Humane-Biomonitoringprogramma in 2002 vindt zijn oorsprong in die periode. Na een pilootstudie in 1999 werd in 2002 voor het eerst een grootschalig HBM-onderzoek opgestart in Vlaanderen, met als doel de wetenschappelijke onderbouwing van het milieugezondheidsbeleid.Sinds 2003 is humane biomonitoring ook wettelijk verankerd in Vlaams Preventiedecreet.
Tot hiertoe zijn er 4 HBM-studies met als doel de impact op de gezondheid in kaart te brengen en referentiewaarden te bepalen (die gaandeweg naar beneden worden bijgesteld) zowel voor historische vervuilende stoffen (bvb DDT) als voor nieuwere polluenten. Het grote probleem hierbij is evenwel dat stoffen die omwille van hun schadelijke effecten worden verboden, in geen tijd worden vervangen door nauwelijks verschillende nieuwe moleculen.
Omdat daarenboven de ontwikkeling van nieuwe moleculen met mogelijke toxiciteit exponentieel stijgt, zouden ze, idealiter, zoals in de farmaceutische industrie, moeten getest worden vooraleer ze worden toegelaten.
Luc en Lieve